Maria Rekers 1875-1974
Diepgelovig Dienstmeisje en oudste vrouw van Hengelo: Ken jij je voormoeders?

Stamboom Maria Rekers 1875-1974

Vijfendertig jaar oud is Bernard Rekers als hij de geboorte van zijn oudste dochter Maria op 29 september 1875 aangeeft bij de burgerlijke stand in Denekamp. Het is een frisse woensdag, zo’n 14 graden en het miezert af en toe een beetje. Hij arriveert op het gemeentehuis vergezeld door twee kompanen die beiden smid en jawel getuigen zijn van dit vrolijke gebeuren. Bernard is landbouwer, net als zijn vader en hij heeft een boerderij in de wijk Nutter, Wittebergweg 19. Volgens één van zijn achterkleindochters is deze boerderij nog steeds in bezit van een Rekers-telg. Het is nu naast boerderij tevens een mini-camping: de Rêke.

Het is daar dus waar zo’n slordige anderhalve eeuw geleden op dinsdag 28 september 1875 ‘s ochtends om 5 uur mijn overgrootmoeder (opoe) Maria Rekers is geboren. Haar dertigjarige moeder Johanna Maria Molenhuis, eveneens boerendochter, is dan op tien dagen na twee jaar getrouwd. Ze hebben al een zoon Bernardus die nipt zeven maanden na hun bruiloft is geboren. Was hij een vroegertje of was het huwelijk een moetje, vraag ik me af. Was het überhaupt een liefdeshuwelijk of een verstandelijke transitie tussen twee boerenfamilies. Het antwoord is gissen…maar ik hoop dat er in ieder geval liefde bij kwam kijken en dat de vroeg geboren Bernardus daar het gevolg van is. Na mijn opoe Maria worden er nog drie broertjes en twee zusjes geboren. Iedere twee jaar wordt er een nieuwe boreling verwelkomd: Johannes I, Johannes II, Suzanna, Gezina en hekkensluiter Gradus. Het is een sterk geslacht. De kinderen worden allemaal erg oud, dik boven de tachtig jaar, ver boven de gemiddelde leeftijd waarop hun tijdgenoten overlijden. Alleen Johannes I is een uitzondering, hij sterft nog voor zijn tweede levensjaar rond 1880. Het is een druk en dynamisch gezin, waar iedereen al vroeg leert de handen uit de mouwen te steken. Om en rond de boerderij is altijd wat te doen, het werk is nooit af. Wat was het een gemengd bedrijf? Blijkbaar is de opbrengst niet riant want oudste dochter Maria wordt al  jong uit werken gestuurd als dienstmeisje. Welke leeftijd ze toen had, vertelt de overlevering niet. Heeft ze überhaupt wel op school gezeten? Want aan de handtekening op haar huwelijksakte zie ik dat ze moeizaam schrijft met pen en inkt. Zelfs minder zeker dan haar moeder Johanna en haar vader Bernard. Of heeft ze op een blauwe maandag haar voornaam en achternaam leren schrijven aan de keukentafel? Dit om i.p.v. een kruisje ergens een handtekening onder te kunnen zetten?

In haar huwelijksakte spelt Maria bij ondertekening haar achternaam verkeerd: met twee i.p.v. één E.

Vóór 1900 was er nog geen leerplicht en veel kinderen kwamen ongeregeld op school. Ze bleven thuis als de klompen stuk waren of goede kleren ontbraken. Ze verzuimden ook als ze thuis of op het land moesten helpen. Meisjes van 8 à 9 jaar moesten al taken van hun moeder overnemen, als ze ziek was of uit werken ging. Ook werden kinderen van boeren en arbeiders regelmatig ingeschakeld bij allerlei werkzaamheden in het boerenbedrijf.

Een onderwijzer klaagde: “In Maart en April poten mijn leerlingen aardappelen, in Mei leggen ze de boontjes, in Juni maken ze strooptochten tegen het onkruid, in Juli en half Augustus vind ik ze in de toppen van de bomen lijsterbessen plukken, waarmee in den winter op grote schaal lijsters gevangen worden. In September rooien ze de aardappelen, in Oktober zoeken ze eikels, in December of Januari, helaas soms in beide maanden, rijden ze op schaatsen, in Februari, die maar 28 dagen heeft, ben ik volgens een leerplan, dat door vele autoriteiten goedgekeurd moest worden, bezig hen zo geleidelijk mogelijk te ontwikkelen.”

In die tijd kwamen sommige kinderen alleen in de wintertijd regelmatig op school. Ze moesten zo vaak verstek laten gaan, dat ze aan het einde van hun schooltijd alleen een beetje konden lezen, schrijven en rekenen. Na de invoering van de leerplicht was iedereen verplicht tot zijn twaalfde levensjaar naar school te gaan. En dat was een belangrijke verbetering, maar ook daarna liet het schoolbezoek nog wel te wensen over. De kinderen konden voor de aardappeloogst maximaal zes weken landbouwverlof krijgen. Daarvoor moest een formulier worden ingeleverd bij het hoofd van de school, die het doorstuurde naar de schoolopziener. Als die er zijn fiat aan had gegeven, kreeg de schoolmeester de formulieren terug en hij moest ze bij controle kunnen tonen. In de praktijk kwam het er op neer, dat er vaak enige weken bij gesmokkeld werden, zodat de kinderen in het najaar een groot deel van het leerprogramma misten en vaak achterstanden opliepen (bron: www.onderwijsgeschiedenis.nl).

Maria krijgt kennis met de zes jaar oudere Gerhard Hermann Niemeijer uit Ootmarsum. Hij is sigarenmaker van beroep. Hij is de zoon van Fredrikus Niemeijer (18 augustus 1832, † 22 februari 1911) die zowel als wever en later als landbouwer ingeschreven staat. Hij woont met zijn vrouw Gesina Wassink ( 10 september 1835, † 03 januari 1927) en ca. zes kinderen  in een van de geschakelde arbeiderswoninkjes op oostwal 14. De huisjes zijn in 1972 afgebroken en er zit nu een glasblazerij (bron) . Misschien waren de families Niemeijer en Rekers bevriend of raakten ze bevriend, want Maria’s jongere zus Geziena trouwt negen jaar later met Gerhards broer Lambertus Niemeijer. Dit echtpaar zal kinderloos blijven. Wel adopteren ze een neefje, Willem Alink, de zoon van zijn overleden oudste zus. Ook woonde zijn moeder Gesina Wassink bij hun in na de dood van zijn vader.(bron) Volgens mijn oudste nicht woonden de twee zussen met de twee aangetrouwde broers naast elkaar in Ootmarsum.

Maria’s jongere zus Gezina trouwt met Gerhards broer Lambertus Niemeijer. Hier met zijn moeder (mijn betovergrootmoeder) Gesina Wassink. voor wie ze tot aan haar dood zorgde.

Maria trouwt met haar geliefde Gerhard op 8 mei 1901 in Ootmarsum. Haar ouders zijn die dag getuigen. Wat opvalt in de huwelijksakte is dat Maria haar achternaam verkeerd spelt. Met twee i.p.v. één E. Ook kort ze haar voornaam vreemd af. Waren het de zenuwen, was ze de juiste spelling vergeten, of wist ze de juiste spelling gewoonweg niet? Het jonge paar woont na hun huwelijk een tijdje bij Gerhards ouders in. Maar een paar maanden later vind ik ze in Hezingen. Een voornamelijk katholiek buurtschap in de gemeente Tubbergen. Daar wordt in een van de koudste meimaanden van de vorige eeuw, op zaterdag 10 mei 1902, Maria’s eerste kind geboren. Het is een dochter, ze noemen haar Gesina Maria Niemeijer. Ze zal mijn oma worden. Wanneer Gesina krap een jaar oud is, wordt haar broertje Bernardus geboren op 20 juli 1903. Maar verdrietig genoeg overlijdt hij vijf maanden later. Ze zullen hierna geen andere levensvatbare zoon meer krijgen. Het gezin lijkt niet te aarden in Hezingen. Was er misschien te weinig werk voor Gerhard in de landbouw? 14 mei 1906 keren ze terug naar Ootmarsum. Twee dagen later schrijven ze zich in bij de burgerlijke stand. Ze gaan wonen aan de Oostwal 14. Een reeks geschakelde arbeiderswoninkjes in het centrum van het stadje.

Geschakelde woninkjes aan de Oostwal, Ootmarsum. 

Het is blijkbaar een soort van ‘familiehuis’ want er hebben zich verschillende Niemeijers daar in verschillende periodes geregistreerd. Gerhard staat nu ingeschreven als sigarenmaker en niet meer als landbouwer. Misschien kon hij zijn brood beter in dit metier verdienen? Enige jaren later wordt er ook nog winkelier als professie toegevoegd. Wat hij precies deed is niet bekend in de familie. Misschien een sigarenwinkeltje of een winkeltje in levensmiddelen? Hier op dit adres wordt in 1907 Maria’s jongste dochter Maria Gesina geboren. Een kind waar ze een hechte band mee krijgt. Misschien verwent ze het extra om het verdriet van het verlies van zoonlief te compenseren? Of gaf ze het extra aandacht omdat het een ziekelijk en zwak kind is? Misschien voelt ze ook intuïtief aan dat dit haar laatste kind zal zijn? Want vreemd is het natuurlijk wel dat ze in die tijd zo weinig kinderen krijgt. Wie weet hoeveel verborgen leed- in de vorm van bijvoorbeeld stilgeboortes – hier aan ten grondslag ligt. Maar vooralsnog groeit de kleine Maria als kool. Ook Gesina, weet van aanpakken. Een paar jaar later in 1915 breekt een bijzonder verdrietig jaar aan. Het begint al op nieuwjaarsdag 1 januari. Maria’s vader Bernardus Rekers overlijdt. Een paar maanden later, op 24 augustus 1915, volgt haar moeder Johanna Maria Molenhuis op 70-jarige leeftijd.

Maria en Gerhard ca. 1925 met hun dochters Maria Gesina (L) en Gesina Maria (mijn oma), de oudste van de twee (R).

Het leven gaat verder. De dochters groeien op tot jonge dames. De oudste Gesina wordt, net als Maria zelf vroeger, als jong meisje uit werken gestuurd. Ze vindt een dienstje in Enschede. Dit geeft het gezin een beetje meer financiële armslag. Want breed hebben ze het blijkbaar nog steeds niet. Het is daar waar ze haar aanstaande leert kennen. Gesina trouwt in 1927 met Gerhardus (Harry) Wegdam en stopt met werken. Het duurt een klein jaar voor Maria’s eerste kleindochter Jo wordt geboren. Een kleindochter met wie ze goed contact heeft. Het kleine meisje komt dan ook graag en regelmatig logeren bij haar oma Maria en opa Gerhard in Ootmarsum.

   

Mijn moeder Rita met haar grootouders Marie en Gerhard ca. 1933.

Ook als Jo in de jaren vijftig trouwt en 4 kinderen krijgt, is Maria regelmatig bij haar kleinkind en achterkleinkinderen te vinden. Meestal op zondagmiddag. Een van de achterkleinkinderen vertelt wat herinneringen aan overgrootmoeder Maria: ‘Ze was een sterk, kranig en klein vrouwtje. Tot op hoge leeftijd liep ze nog vele kilometers (bijv. van de Zwavertsweg naar ons huis, M.A. de Ruyterstraat, Hengelo). Ze had een koe met de naam Bles. En er liepen wat kippen rond op het erf. Steevast begon ze haar gesprekken en antwoorden met: ‘Bij ons..’ en dan kwamen de verhalen over wat er bij haar thuis gebeurde.’ Haar belangstelling beperkte zich hoofdzakelijk tot haar eigen kleine kringetje. Haar jongste dochter Maria, schoonzoon en gezin stonden hierin centraal. Logisch ook want vanaf 1942, na de dood van haar man Gerhard, woont ze bij dit gezin van haar jongste dochter Maria in, dit bijna tot op het einde van haar leven. Waarschijnlijk was de verzorging toen voor haar dochter en schoonzoon die ook al op leeftijd waren niet meer goed doenbaar.

     

Maria met haar zus Gezina. Rechts een foto van Maria in 1955 op haar tachtigste verjaardag.

Mijn neef en haar achterkleinzoon Sjef schrijft over deze periode: ‘Aanvankelijk woonde het gezin aan de Zwavertsweg, te Hengelo enigszins buiten de stad. Bij het bouwen van de wijk Groot Driene rond 1970 is Maria met haar dochter en schoonzoon verhuisd naar de Dr. A. Kuyperstraat. Schuin tegenover haar woonde haar kleindochter Pauli samen met haar man. Op een gegeven moment is Maria in een verpleeginrichting St. Elisabeth in Delden terechtgekomen.’ Daar overleed zij op een bewolkte vrijdagochtend op 17 mei 1974 na het ontvangen van de sacramenten der zieken op 98-jarige leeftijd. Volgens een krantenknipsel uit die tijd was zij toen de oudste inwoner van Hengelo. De uitvaartdienst was maandagmiddag om 14 uur in haar eigen parochiekerk daar, de H. Hartkerk. Ze is begraven in Ootmarsum. Ik lees in haar bidprentje dat ze een diepgelovige, godvruchtige vrouw was, die haar kinderen opgevoed heeft met haar eigen leven als voorbeeld. Een leven dat zich blijkbaar kenmerkte door veel zorgen en verdriet. Maar vooral was ze dankbaar, voor de goede zorg die ze jarenlang ontvangen heeft van haar kinderen en kleinkinderen. En niet te vergeten haar achterkleinkinderen die haar- zo vertelt het bidprentje – tot op hoge leeftijd veel vreugde verschaften.

Maria in het midden met haar oudste dochter Gesina en haar schoonzoon, omringd door kleinkinderen en achterkleinkinderen.

Als ik aan mijn opoe denk, zie ik een klein, breekbaar, transparant, rimpelig, tenger, tandeloos vrouwtje, altijd in het zwart gekleed, met japonnen hoog in de nek tot aan de grond. Ze leek verschrikkelijk oud. Haar weinige grijze haren waren strakgetrokken rond haar ronde schedel en in een piepklein knotje achter haar hoofd samengebonden. Ze sprak een taal of beter gezegd dialect uit Twente dat ik niet of nauwelijks verstond. Haar diepliggende bruine (mijn neef denkt blauwe 😉 kraalogen keken nieuwsgierig en vragend de wereld in. Met die ogen kon ze mij ook lang en onderzoekend aankijken. ‘Van wie ben jij er dan eentje?’ vroeg ze me dan vriendelijk. Maar dan op z’n Twents natuurlijk. Tenminste dat was wat ik begreep dat ze zei. Ik herinner me haar als in een film. Ik was een meisje van zeven. Op zoek naar mijn moeder in het huis van mijn oudtante Marie. Ik vond haar onverwacht in een kamer alleen, zittend op een stoel voor de tv. Ze was vrolijk naar de nieuwslezer aan het zwaaien en begreep kennelijk niet waarom hij niet terugzwaaide. Hoeveel nieuwe technische vindsels hebben haar leven gepasseerd? Toen ze opgroeide en ook als jonge vrouw was er in haar omgeving geen elektriciteit, doorspoeltoilet, douche, wasmachine, telefoon, radio, tv, computer, trein, flatgebouw… Een van mijn tantes -Maria’s kleinkind- die in de jaren zestig met haar gezin in een flat in Duitsland woonde, nam haar voor een paar dagen mee naar huis. Ze vertelde hoe Maria niet uitgepraat raakte over deze eerste buitenlandse reis in haar leven. Wat zij niet allemaal beleefd en gezien had! Maar vooral raakte ze niet uitgepraat over de gestapelde huizen waarin haar kleindochter woonde. Haar verwondering leek bijna niet te vatten in woorden. Een flatgebouw was voor haar toch wel een heel moeilijk te begrijpen concept. Zoals misschien wel met meer dingen gebeurt als je bijna een eeuw op deze wereld leeft.

     

Schetsen van opoe 2021 Meg Mercx

Vrouwen zoals mijn opoe, die geboren waren in 1875,  kregen gemiddeld 4 kinderen. Voor vrouwen geboren vóór 1875 ontbreekt deze informatie maar bekend is wel dat in de kalenderjaren 1870-1880 vrouwen gemiddeld meer dan vier kinderen voortbrachten. Was het gemiddeld kindertal per vrouw in 1900 4,5. In 2017 was dit 1,66 gemiddeld per vrouw, dus een enorme daling van het aantal geboren kinderen. Vanaf 1950 neemt het aantal levendgeborenen [8] sterk af. Werden in 1950 nog 229718 kinderen geboren, in 2018 was dit aantal 169836, een daling van 74%. Uit onderstaande grafiek blijkt dat meer jongetjes dan meisjes worden geboren.

Geboorte vanaf 1950 naar geslacht [9]

Doordat jonge vrouwen meer deelnemen aan het arbeidsproces wordt het krijgen van kinderen en een eventueel huwelijk uitgesteld. Jonge vrouwen zijn beter opgeleid en daarom willen ze hun opleiding te gelde maken. Ook economische factoren spelen een rol. Een van de factoren is de overspannen woningmarkt. Voor het stichten van een gezin is een aantrekkelijke woning noodzaak, maar de prijzen van woningen maken het niet makkelijk om dit te bewerkstelligen. Daarnaast heeft de arbeidsmarkt hier ook een rol in. Vaste banen zijn lastig te vinden. De combinatie moederschap, opleiding en werk[10] blijkt lastig. Was de gemiddelde leeftijd van vrouwen bij het krijgen van een eerste kind in 1970 24,3 jaar, in 2017 is deze leeftijd gestegen naar 29,8 jaar.

Bewuste beperking van het kindertal speelt rond 1880 nog geen rol. De relatief lage geboortecijfers van Zuid-Nederland, Overijsel en Gelderland moeten voor een deel toegeschreven worden aan het feit dat de huwenden hier later met het voortbrengen van kinderen beginnen dan elders. In 1860 ligt de gemiddelde leeftijd bij het eerste huwelijk bij de man op 29,3 jaar en voor de vrouw op 27,6 jaar. In 1870, zie ik op een kaart over regionale zuigelingensterfte in de bevolkingsatlas van Nederland (2003), overlijdt gemiddeld een op de vijf levendgeboren kinderen voor de eerste verjaardag. Gunstige uitzonderingen hierop zijn het oostelijk deel van Friesland, het westen van Groningen, Drenthe, Twente, de Veluwe, De Graafschap, het zuiderlijk deel van Noord-Brabant en het noorden van Limburg. Daar overlijdt minder dan 10% van de geborenen voor zijn eerste levensjaar (bron: Bevolkingsatlas van Nederland 2003).

Een gedeelte van de achtergrondinformatie die ik in deze schets over mijn voormoeder Maria Rekers gebruikt heb, komt uit de aantekeningen van archiefonderzoeken van mijn peetoom Ben Meekes en zijn zoon, mijn neef Sjef Meekes. Hij heeft ook Pauli, onze achternicht en kleindochter van Maria, benaderd voor informatie en foto’s die ik heb mogen gebruiken. Ook Moniek Meekes mijn nicht heeft het een en ander aan herinneringen met me gedeeld. Mijn dank aan allen is groot!

 

Scroll naar boven