*Elisabeth Josina Sterk 1850-1888
Het pensionaatmeisje: Ken jij je voormoeders?

Elisabeth Josina Sterk, 1850 (Grave) – 1888 (Marcinelle (B)), acryl op paneel 1m20x1m60.

Elisa, het Franstalige pensionaatmeisje

4 juli 1850 om 5 uur ’s ochtends wordt in Grave mijn overgrootmoeder Elisa Sterk geboren. Ze krijgt de doopnamen Elisabeth Josine Cornelia Hyacintha. Haar vader is Cornelis Sterk, 28 jaar en deurwaarder bij het kantongerecht, net als zijn vader trouwens. Haar moeder Josine van den Heuvel is 29 jaar en heeft geen officieel beroep. Ze komt uit een geslacht van winkeliers en handelaars. Het echtpaar heeft al een zoon: Willem. Hij is een jaar eerder geboren in 1849. Grave is in die tijd een klein provinciestadje in bloei. In 1840 telt deze gemeente 398 huizen met 2.490 inwoners. Het ligt strategisch aan de Maas en er loopt de weg van ‘s-Hertogenbosch naar Nijmegen langs, wat veel economische voordelen bracht. Wel waren er vaak overstromingen ten gevolge van de Beerse Overlaat. Wanneer dit gebeurde, had het direct consequenties voor de handel en het handelsverkeer. Want dan was het stadje tijdelijk geïsoleerd en van de buitenwereld afgesloten. Omstreeks 1850, het geboortejaar van mijn overgrootmoeder, was er reeds sprake van handel en het fabriekswezen. Dit bestond uit textielnijverheid (bedrukt katoen en kant), vier bierbrouwerijen en een “distilleerderij” waar jenever werd gestookt. Er waren toen ook meerdere goud- en zilversmeden actief in Grave. Één van die goudsmeden, Hendrik Boerkamp, zette als getuige zijn handtekening onder de geboorteakte van Elisa. Het gezin woonde in de Scheerestraat no 461. In een huis van 84 m² dat eigendom was van Elisa’s moeder. Dit feitje vind ik in een notariële akte van 1855 betreft haar erfenis. Een stukje verderop, op no 66, woonde Elisa’s oma weduwe Bertram- van den Heuvel in een groot winkelpand. De Scheerestraat was een levendige straat in het centrum, die uitkwam op de markt vol bedrijvigheid in de diverse winkeltjes en bedrijfjes van ambachtslui.

Scheerestraat Grave

In korte tijd krijgen de kleine Elisa en Willem er een broer en meerdere zusjes bij. Frans wordt geboren in 1851, in 1852 wordt er helaas een levenloos meisje geboren, dat naamloos en ongedoopt begraven wordt. In 1854 volgt Maria. Het is een groot en rumoerig gezin met al die kleine koters. Elisa is vijf jaar als in oktober 1855 haar moeder, die net weer opnieuw bevallen is, onverwacht ‘s ochtends om half vier in het kraambed van haar jongste telg overlijdt. Ook het kleine baby’tje Sientje (Josina) redt het uiteindelijk niet. Tien maanden later in augustus 1856 volgt ze haar moeder in de dood.

De zuigelingensterfte in Nederland was gedurende de 19e eeuw zeer hoog, vooral in de provincies Zuid-Holland en Zeeland (tot > 300 per 1000 levendgeborenen) en in delen van Noord-Brabant en Limburg. In Drenthe, Groningen en Friesland was de sterfte lager. Waar zeer weinig borstvoeding werd gegeven, was de zuigelingensterfte hoger (op het platteland van Zuid-Holland en Zeeland, vanaf ongeveer 1850 ook in Noord-Brabant). In het noorden van het land kregen juist veel zuigelingen borstvoeding. Het vruchtbaarheidscijfer van gehuwde vrouwen was hoog, vooral in die delen van het land waar weinig borstvoeding werd gegeven. Vanaf 1875-1880 daalde zowel het vruchtbaarheidscijfer als de zuigelingensterfte: de zogenaamde demografische transitie. Verbetering van de sociale omstandigheden met een toename van de werkgelegenheid speelde daarin een rol. Belangrijk was daarbij een toename van de verticale sociale mobiliteit: een beperking van het kindertal bood mogelijkheden voor de kinderen te stijgen op de maatschappelijke ladder.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:2788-94

Vader Cornelis blijft achter met vier van zijn kinderen, waarvan de oudste Willem amper zes jaar is en met twee van de drie dreumesen nog in de luiers. Hij besluit met de kleintjes in te trekken bij Oma Bertram, kantklosster. De 75 jaar oude moeder van zijn overleden vrouw kan best wat jong leven in haar grote huis gebruiken. Een paar maanden na de dood van Elisa’s moeder krijgt haar vader kennis aan de 25-jarige Christina Kempeners, die haar toekomstige stiefmoeder zal worden. Blijkbaar klikt het zo goed tussen de twee volwassenen dat ze al op 26 november 1856 trouwen. Hoe vond Elisa haar nieuwe moeder? Zou ze bij de voorbereiding van het huwelijk betrokken zijn geweest? Was ze eigenlijk wel bij het huwelijk aanwezig? Of werd een kind in die tijd helemaal niet betrokken bij dit soort zaken van volwassenen? Ik lees in het artikel Vijf eeuwen gezinsleven; Liefde, huwelijk en opvoeding in Nederland hierover: ‘Het emotionele aspect van de ouderrelatie werd steeds belangrijker gevonden. Daar kregen de ouders steeds meer oog voor. Ook ontstond in de achttiende eeuw specifieke kinder- en jeugdliteratuur. Daarmee probeerde men een aparte kinderwereld te scheppen, die de ervaringswereld van de volwassenen op een afstand hield. Deze lectuur moest kennis aandragen en deugdzaamheid bevorderen…’

Nog geen jaar later, het is mei 1857, sterft opnieuw een zusje van Elisa. Het is de bijna drie jaar oude Maria die het leven laat. Hoe groot het verdriet ook is, er is daarnaast gelukkig ook vrolijk nieuws. Stiefmoeder Christina is in blijde verwachting. Elisa krijgt een halfzusje erbij. Zes maanden later wordt ’s avonds om half tien een klein meisje geboren. Haar vader en stiefmoeder noemen haar naar het overleden zusje: ‘Maria’. Het gezinnetje is niet alleen verblijd met een nieuw (half)zusje maar het vertrekt ook naar een eigen huis, met nieuwe, frisse, ingerichte kamers. Jammer vindt Elisa het wel dat ze weggaan bij oma Bertram. Gelukkig blijven ze in dezelfde straat wonen op nummertje 110. Een naburig woonhuis met winkel. Zo kan ze klein als ze is, fijn naar haar oma’s huis toelopen. Het is een gelukkige tijd. Stiefmoeder Christina werkt af en toe in de winkel maar is ook vaak gezellig bij de kinderen in de speelkamer. Ook oma komt vaak even binnen wippen om te kijken hoe het met haar kleinkinderen gaat, stel ik me zo voor. Elisa is gek op haar babyzusje Maria. Als oudste dochter sjouwt ze er veel mee rond. Ze zal jaren later haar eerst geboren dochtertje Marie Amélie naar dit kleine halfzusje noemen. En jawel, ook wordt Vader Cornelis benoemd tot deurwaarder van het kantongerecht van Den Bosch in 1858, zie ik in mijn grootvader Anton’s aantekeningen. En stiefmoeder Christina is opnieuw in verwachting. Met Elisa en de kinderen gaat het goed. Ook de jongste Maria groeit als kool. Wat deden de kinderen de hele dag? Gingen ze naar de lagere school?

In de droge herfst van 1858 slaat het noodlot opnieuw heftig toe. Nog voor hij in functie komt, wordt vader Cornelis ernstig ziek. Hij sterft 9 november ‘s middags om twaalf uur. Hij is dan zevenendertig jaar oud. Elisa (8) en haar twee broers Willem (9) en Frans (7) zijn ineens wees. Het is een rampzalige en intens verdrietige gebeurtenis voor het gezin! Niet alleen is de vader dood maar ook valt de kostwinner weg. Daarbij is stiefmoeder Christina hoogzwanger, weduwe en hoofd van een samengesteld gezin met vier kinderen. Waarvan maar een kind haar eigen dochter is. Redt ze het dit gezin bijeen te houden? Heeft ze hiervoor wel genoeg financiële middelen? Begrijpt Elisa wel wat er gebeurd is? Dat nu zowel haar vader als haar moeder dood is? Ondanks alles wordt een kleine drie maanden later, 22 januari 1859, ’s ochtends om vier uur een tweede (half)zusje geboren. Het meisje wordt naar haar net overleden vader genoemd: Cornelia (Cor).

Volgens mijn grootvader Anton liet vader Cornelis zijn gezin onverzorgd achter. Elisa en de kinderen kunnen daardoor waarschijnlijk niet bij stiefmoeder Christina blijven. Of de familieraad neemt andere beslissingen, dat kan ook. Het gezin wordt in ieder geval opgesplitst. Hun huishouding in de Scheerestraat 110 wordt in juni 1859 ontmanteld. Elisa moet afscheid nemen van iedereen. Stiefmoeder Christina en haar halfzusjes Maria en Cor gaan naar haar stiefmoeders ouders in Brabant. Haar jongere broertje Frans trekt in bij hun oom en tante in Grave. Elisa en Willem gaan met een andere oom, de broer van hun moeder, Heeroom van den Heuvel oftewel Père Alphonse, naar België. Hij plaatst de beide kinderen op Franstalige katholieke internaten. De oudste Willem intern op het college in Enghien waar hijzelf ook verblijft. En Elisa gaat naar het Sint Angela Instituut bij de Ursulinen in Tildonk (B).

Heeroom van den Heuvel oftewel Père Alphonse

Elisa sprak geen woord Frans. Moederziel alleen was dat negenjarige kind, in een vreemd land, vreemde omgeving, met een voor haar niet begrijpbare taal. Het nieuwe leven op het pensionaat moet voor het jonge meisje heel confronterend zijn geweest. Het is te hopen dat een lieve non, of een aardig schoolgenootje een troostende arm om haar tengere schoudertjes heeft geslagen. Waarschijnlijk kreeg ze bij binnenkomst, nadat ze afscheid had genomen van haar oom Père Alphonse, een schortjurk aan zoals alle meisjes daar. Het uniform verving haar burgerkleding, en maakte iedereen tot elkaars gelijken. Ze sliep op die leeftijd waarschijnlijk nog op een gewone slaapzaal met bedden naast elkaar. Zodat de ‘zaaloudste’ goed zicht had op het gedrag van de jongere kinderen. Na haar twaalfde jaar zal ze in een chambrette geslapen hebben, waar ieder bed werd afgescheiden door een gordijn of schot, voor een beetje privacy.

Voorbeeld slaapzaal

In het pensionaat kregen de meisjes een degelijke Franstalige opvoeding waarbij ‘naast de schoolse vorming ook het aanleren van goede omgangsvormen belangrijk was’, lees ik in de geschiedschrijving van de school. ‘Naast een lagere school omvatte het onderwijsaanbod een algemeen vormend middelbaar onderwijs, les Moyennes genoemd, een driejarige cyclus die kon worden aangevuld met twee of drie jaar Cours Supérieurs‘. Hoewel de Ursulinen zich in oorsprong toelegden op het onderwijs van arme meisjes, werden in Tildonk in Het Sint-Angela-instituut en -klooster van in het begin betalende internen opgenomen. Hierdoor ontstond meer financiële armslag voor het uitbouwen van het kosteloos onderwijs voor de armen.

Voorbeeld chambretten

’s Ochtends om half zeven zal iedere ochtend de galmende bel zijn gegaan, 15 minuten voor de vroegmis. Hiervoor moest Elisa zich snel aankleden en wassen met ijskoud water uit de lampetkan. Dan vliegensvlug haar plekje in de rij met meisjes zoeken. Elisa zal elke ochtend jarenlang in deze rij naar de kerk zijn gelopen. Na de mis weer in de rij naar de eetzaal voor het ontbijt van 7:30 u. Ze at waarschijnlijk aan een lange tafel. En zat op een aangewezen vaste plek. Beginnen met eten mocht pas na het gezamenlijke gebed en de bel die het begin en het einde van het tafelen aangaf. Zo ook tussen de middag om twaalf uur, en bij het laatste samen zijn om vijf uur. Om 19 uur lag iedereen in bed. Ze had al snel door dat ze op moest schieten met eten. Want anders verdween het eten in de monden van de meisjes naast haar. Ik heb zelf ook op internaat gezeten in België, in het St. Jozefinstituut in Antwerpen. 15 jaar was ik toen ik het ouderlijk huis moest inruilen voor het internaat. Net als Elisa kwam ik in een volstrekt onbekende wereld terecht waar in mijn geval de tijd decennialang leek te zijn bevroren. In Elisa’s tijd was school in combinatie met het pensionaatleven voor een meisje een nieuw en modern voorrecht. Alleen meisjes van gefortuneerde klasse konden zich permitteren hier gebruik van te maken.

Pensionaat Het Sint-Angela-instituut en -klooster bij de Ursulinen in Tildonk (B).

Hoeveel jaar Elisa op het internaat heeft gezeten, weet ik niet. Waarschijnlijk tot haar volwassen leeftijd. In 1878 vind ik haar terug in Nederland. Ze woont dan tijdelijk in Tholen bij haar stiefmoeder en halfzussen. Ze komt hier 6 juli wonen en vertrekt 30 november naar Brussel. Daar gaat ze werken in een fournituren- en stoffenzaak in een  Rue de Neuve in Brussel, bij twee dames schrijft mijn grootvader. Hier heeft Elisa haar toekomstige man Joseph Raick leren kennen. Hij was bankdirecteur van de Banque National in Charleroi. Ze worden verliefd en trouwen woensdag 4 april 1883 in Charleroi. Elisa is dan 33 jaar oud en woonachtig in Brussel, haar echtgenoot is 35 en woont in Charleroi. Elisa’s oudere broer Willem (Guillaume) Sterk die priester is geworden, is een van de getuigen van deze heugelijke dag.

Elisa en Joseph gaan wonen in het bankkantoor van de Banque National, Quaie de Brabant in Charleroi waar Joseph directeur is. Een statige buurt vol grote, majestueuze herenhuizen. Elisa is bijna meteen zwanger. Een dikke negen maanden na hun huwelijk wordt dochter Marie Amélie geboren, op zondag 6 januari 1884 om 22 uur ’s avonds. Het geluk kan niet op wanneer anderhalf jaar later Marie een zusje krijgt. Op 1 juli 1885 om 4 uur ’s ochtends wordt Marthe geboren. Het gezinnetje verhuist niet veel later naar Marcinelle, een klein stadje aan de overkant van Charleroi, ook gelegen aan de rivier de Samber. Waarschijnlijk wordt Joseph daar gedetacheerd. Elisa raakt opnieuw zwanger. Tijdens of vlak na de geboorte van deze derde dochter gebeurt er iets vreselijks. Is het als gevolg van uitputting of een plotselinge infectie? Elisa overlijdt 4 september 1888 om tien uur ‘s ochtends in Marcinelle. Ze is dan pas 38 jaar oud. Het gezin zal verder moeten zonder haar…

Helaas is moedersterfte nog steeds onnodig hoog in de wereld. Jaarlijks sterven er 287.000 moeders in de wereld, dat zijn er wel 800 per dag. Onvoorstelbaar!! Daarom blijft het verbeteren van moeder- en kindzorg van levensbelang. Zowel de moedersterfte als de zichtbare en onzichtbare, lichamelijke en geestelijke trauma’s die vrouwen oplopen tijdens een geboorte, worden wereldwijd ondergerapporteerd. Moedersterfte (maternale mortaliteit), is relatief zichtbaar. De opgelopen trauma’s ten gevolge van een geboorte (maternale morbiditeit), blijven grotendeels onder de oppervlakte. Geschat wordt dat voor elke vrouw die overlijdt er 50 tot 100 vrouwen zijn die ernstig ziek worden of gehandicapt raken ten gevolge van een zwangerschap of een geboorte.

Elisa (mijn overgrootmoeder) vlak voor haar dood, en haar gezin na haar dood. Haar man Joseph (mijn overgrootvader) met Marie (mijn grootmoeder) en Marthe en een (nog) onbekend derde dochtertje.

Christina Kempeners Sterk: Elisa’s stiefmoeder en moeder van haar twee halfzussen, Maria (mijn overgrootmoeder) en Cor Sterk.

 

Elisa’s broer Willem Sterk, de priester, en haar twee halfzussen, Maria (mijn overgrootmoeder) en Cor Sterk, beiden onderwijzeres. 

 

 

Voormoeders: een vergeten groep. Bijna niemand kent zijn eigen voormoeders. Of weet hun namen. Jij wel? Uit de mottenballen met die dames..

Het bijzondere van mijn voorfamilie is dat er redelijk wat bewaard is gebleven aan foto’s en documenten. Door dit te archiveren, te rangschikken en te complementeren met nieuw archiefmateriaal blijkt dat mijn voormoeders diverse klassen van de samenleving vertegenwoordigden in diverse delen van het land, waaronder België. Ze kunnen daardoor representatief genoemd worden voor de geschiedenis van de gewone vrouwen in de Lage Landen. Met al deze informatie voorhanden leek het me belangrijk om hierover een expositie te maken, trachten een gezicht te geven aan de ‘moederlandse’ geschiedenis. Door deze 10 vrouwenlevens uit te lichten en zichtbaar te maken, wil ik vooral een bijzondere en persoonlijke kijk geven op 200 jaar vrouwengeschiedenis. Naast de portretten worden ook themakisten gecreëerd met bijdragen, wetenswaardigheden en curiositeiten aangedragen door deskundigen uit diverse vakdisciplines.

Scroll naar boven