Gesina Wassink 1835-1927
dienstmeisje te Lattrop, weversvrouw te Ootmarsum. Ken jij je VOORmoeders?

Woensdag 11 november 1835 was een half bewolkte en regenachtige dag. De temperatuur schommelde rond de  0,0 °C te Breklenkamp, een buurtschap in de Twentse gemeente Dinkelland. Destijds een gehucht met ca 44 huizen en 257 inwoners. (bron 1840) Nederland telde in die tijd 2,9 miljoen inwoners. Het is op die grauwe woensdag dat mijn betovergroot moeder Gesina Aleida Wassink werd geboren. Een bijzonder jaar 1835. In januari werd aan de andere kant van de oceaan een poging tot moord op de President van de Verenigde Staten Andrew Jackson verijdeld. Het was de eerste moordaanslag op een president van de VS. Ook werd in mei de eerste spoorweg op het Europees continent in gebruik genomen tussen Brussel en Mechelen. De lijn was 20 km lang. (bron) In september vragen de dirigent Wilhelm Friedrich Wieprecht en de muziekinstrumentenbouwer Johann Gottfried Moritz het patent aan voor hun “Bass Tuba” in F1 aan… (bron)

1840 De vroedvrouw deed de geboorte thuis, heel diskreet onder een doek . Bij thuisbevallingen kwam kraamvrouwenkoorts duidelijk veel minder voor dan in het ziekenhuis. (bron)

Gesina (Gezina) Aleida Wassink, deze kleine nieuw geborene zou de moeder van mijn overgrootvader Gerhard Herman Niemeijer worden. In die tijd was de meest populaire naam voor een meisje in Nederland Maria. Zo niet in huize Wassink waar de meisjes de voornamen Gesina, Berendina en Joanna kregen. Het was een eenvoudig, simpel en waarschijnlijk armoedig Rooms Katholiek landbouwersgezin waar mijn betovergrootmoeder in opgroeide. Haar ouders waren zes jaar getrouwd toen ze geboren werd en ze hadden reeds een dochtertje van drie jaar ( Berendina 1833-1866). Het kraamschudden (bron) kon beginnen. Waarschijnlijk hebben de buren en familie haar geboorte gevierd door een krentenwegge cadeau te doen. Haar vader Jan (Johannes Hendrikus) Wassink, 32 jaar werkte op het land en moeder Johanna Beijerink, 28 jaar was zonder beroep. Een dikke drie weken na haar geboorte op 28 november 1835 werd Gesina gedoopt door pastoor G.J Blankenvoort, in de Roomsch Catholijcke (Waterstaats) kerk te Lattrop . Ik vind de aantekeningen over haar doop terug in het doopboek 1819-1842 van deze kerk (bron)

Doopregister RK kerk Lattrop (zie foto ) met de vermelding van de doop van Gesina Wassink 28 november 1835, twee foto’s van het ex-en interieur van de R.K. kerk Lattrop

Het kraamschudden (Nedersaksisch Kroamschudd’nkroamschudden) is in oorsprong een traditioneel kraamfeest in het oosten van Nederland om het nieuwgeboren kind welkom te heten in de nabuurschap. Ook in Twente had men vanouds de gewoonte om de geboorte van een kind met een krentenwegge te vieren. Goed voor het ijzertekort van jonge moeders. Te koop bij de Twentse bakker en heel lekker met roomboter. Het sterkst was deze traditie verbreid in Overijssel, Gelderland en in het zuidelijk deel van Drenthe. Het kraamschudden zelf moest binnen tien dagen plaatsvinden. Het bezoek kan naast brood, boter, koek, bloedwijn, koekjes enzovoorts meebrengen.  Het is onbekend hoe oud deze traditie is, vroege vermeldingen stammen uit de 19e eeuw. (bron)


 Hierboven een filmpje uit de 20ste eeuw van de oude Twentse traditie’het kraamschudden’ ook al bekend in de 19e eeuw

Hoe de jeugd van mijn betovergroot moeder Gesina verder verloopt weet ik niet. Wel dat ze op 21 jarige leeftijd ingeschreven staat als dienstmeisje bij het Roelofshuis in Lattrop. Het Rolefshuijs of Roelofshuis in Lattrop wordt van oudsher bewoond door de familie Rolefs, later Roelofs genaamd. (bron) Het huis staat ook bekend als Roolsboer. Ze staat daar ingeschreven met meerdere knechten en meiden dus het zal geen klein huis zijn geweest . Hoogstwaarschijnlijk werd ze uit werken gestuurd omdat  haar ouders het extra geld nodig hadden hadden om rond te komen. Dochters als dienstmeisjes uit werken sturen was niet ongebruikelijk in die tijd en een mooie extra bijverdienste.

Ze krijgt kennis met Fredericus Niemeijer uit Ootmarsum. (1832 -1911).  Hoe leert ze hem kennen?  Ootmarsum is toch een kleine anderhalf uur lopen, zo’n 12 km van Breklenkamp. Misschien tijdens een van de kermissen of feesten. Tijdens het paasfeest bijvoorbeeld. Misschien was hij een van de Poaskearls en gaf zij hem een hand tijdens het traditionele Vlöggeln. Hierbij trekken de mensen hand in hand, voorafgegaan door de Poaskearls en onder het zingen van de Ootmarsumse paasliederen, door de straten en gebouwen van Ootmarsum (bron). Zeker is dat Fredericus  in ieder geval wever en landbouwer is. Net als vele anderen van zijn streekgenoten. ‘Er was niets ongewoons aan het hebben van verschillende beroepen voor het arme deel van de bevolking in Twente’, lees ik in een artikel over landbouwende wevers en wevende landbouwers in Brabant en Twente uit de 19 e eeuw. ‘Vooral in Twente was  deze combinatie sterk vertegenwoordigd’. ‘Overdag op het land en ‘s avonds achter de weefstoel of het spinnenwiel’. BW Blijdenstein (entrepreneur) zegt hierover rond 1830: ‘de landbouw is hier innig met de fabriek verbonden, beiden ondersteunen en bevorderen elkaars belang […] Al onze wevers zijn landbouwers, en bij vele, zoo niet bij de meeste, is akkerbouw zelfs de hoofdzaak'(bron)
Vrijdag, 11 mei 1866, op een frisse lentedag, trouwt de 30 jarige Gesina Wassink met de 33 jarige Fredericus Niemeijer in Ootmarsum.

   

Uit de handtekeningen in de huwelijksakte van die dag, kan ik zien dat Gesina moeizaam schreef in tegensteling tot haar kersverse echtgenoot Fredericus. Van wie heeft Gesina eigenlijk leren schrijven? Van haar ouders? Haar oudste zus Berendina? Of is ze naar school geweest?  Dat zou kunnen. Toen Gesina n.l. vijf jaar was, in 1840, werd er in Breklenkamp een school gebouwd. (bron) Misschien heeft ze die een korte periode bezocht? Zouden haar ouders zo vooruitstrevend geweest zijn in die tijd? Een meisje naar school sturen in die tijd was niet vanzelfsprekend.

Aankondiging bouw school Breklenkamp Overijsselsche Courant 1840-  foto: Openbare school Breklenkanp 

De huwelijksakte vertelt me nog meer. Bijzonder is bijvoorbeeld dat de vier getuigen bij hun huwelijk allen mannen zijn, variërend in leeftijd van 38 tot 52. Ook zijn ze allemaal wevers. De groep mannen waren de buren en/of vrienden van Fredericus. De namen herken ik van de eigendom aktes van de arbeiderswoninkjes van Oostwal 14 waar Fredericus en zijn familie woont. Ik tref dezelfde groep ook als getuigen aan in een ander huwelijk, twee weken eerder.  Het lijkt een hechte club. Curieus vind ik wel dat niemand op de akte verwant is aan het nieuwbakken koppel. Waar was de familie? Waar waren de ouders? Waren die niet aanwezig op het officiële moment? Of konden ze misschien niet schrijven. En zijn ze daarom niet terug te vinden op de akte. Gesina en Fredericus gingen wonen in Ootmarsum. Ook op Oostwal 14 (nu Hot Marks Glasblazerij) Waarschijnlijk woonde ze in bij de ouders van Fredericus: Gerhard Herman Niemeijer en Aleida Waanink. Het is deze vader Gerhard, Duitser, afkomstig uit Emsburen, blekersknecht en calicotwever die in 1840 het huis koopt waar nog vele generaties Niemeijers in zullen wonen. In 1873 brand de woning af en werd ook de woning ernaast gekocht, die ongetwijfeld ook brandschade zal hebben opgelopen en daardoor misschien betaalbaar was?

Oostwal 14, Ootmarsum. Een vijftal huisjes – afgebroken in 1972 -allen eigendom van wevers, waaronder o.a. het huis van de familie Niemeijer.

Er werd één nieuwe woning gebouwd op het samengevoegde perceel met nummer A1713. In 1879, na het overlijden van zijn vader Gerhard, werd Fredricus  eigenaar van deze woning. Dit huis ging nog verscheidene generaties over van vader op zoon. (bron)

Bij een roomse boerenbruiloft ging het paar eerst naar het gemeentehuis, om pas weken later in de kerk te trouwen. Bij de protestanten was het de gewoonte na het gemeentehuis direct naar de kerk te gaan. Maar katholiek of protestant, het feest werd op “de delle” (deel) gehouden, die door de buren was versierd. Er werden stukjes opgevoerd en de bruiloftsgasten zongen een vast repertoire van voor de gelegenheid geschikte liederen. Om 9 uur was het feest afgelopen, want de meesten moesten de volgende dag vroeg weer op voor de verzorging van het vee. Geboorten en huwelijken waren niet alleen hoogtijdagen voor de familie, maar minstens zozeer voor de buren. Bij een geboorte vervulden de buurvrouwen de rol van kraamhulp. In Markelo was sprake van maar liefst drie feesten rondom de geboorte: het blijmaal (elders “wiev’nmoal” genoemd), doopmaal en kinderbier. “Men kan zich eenig denkbeeld van de drokte van een kinderbier maken, wanneer men zich een aantal van vijftig à zestig boerinnen voorstelt, de meeste met twee, drie of vier kinderen bij zich, alle in een vertrek opeengestapeld, onder het gewoel van die menigte van spelende, kibbelende, dwingende en schreijende kinderen.” Rondom het huwelijk vonden maar liefst vier feesten plaats, opnieuw vergezeld van lekker eten en “eenige glaasjes bedwelmend vocht”. De gasten wisten hierbij precies wat ze behoorden mee te nemen aan versnaperingen of geldelijke bijdragen (bron)

Bijna exact een jaar na het huwelijk van Gesina en Fredericus wordt op 1 mei 1867 hun eerste dochter Aleida Johanna Niemeijer geboren (overleden op 29 januari 1922 ) Drie jaar later wordt mijn overgrootvader Gerhard Herman Niemeijer, geboren op 20 oktober 1869 en hij zal sterven in de tweede wereldoorlog op 7 september 1942. Hij zal trouwen met mijn overgrootmoeder Maria Rekers die ik als klein meisje nog gekend heb. Opoe Ootmarsum noemde we haar.

Weer drie jaar later word hun tweede zoon Hendrikus Johannes Niemeijer, geboren op 18 oktober 1872 . Wanneer hij gestorven is is niet bekend. Daarna wordt er in 1875 een meisje geboren 8 juli, dat helaas 8 maanden later op 20 maart 1876 sterft. Ook Marinus Johannes Niemeijer, de derde zoon, die een jaar na dit drama wordt geboren op 1 november 1876, sterft afschuwelijk genoeg ook zo ‘n 7 maanden na zijn geboorte op 7 juni 1877.  Op 43 jarige leeftijd krijgt Gesina nog een zoon Johannes Lambertus Niemeijer, geboren op 26 juli 1878, overleden op 28 mei 1958 (79 jaar) Het is bij die jongste zoon en haar schoondochter Gezina Rekers dat ze haar oude dag zal doorbrengen na het overlijden van haar echtgenoot Fredericus in 1912. Ze wonen allen op de Oostwal 14. Ook haar oudste zoon Gerardus woont daar in een buurhuisje met haar twee kleindochters Maria Gesina en Gesina Maria (mijn oma)

Jongste zoon Lambertus Niemeijer met zijn moeder Gesina Wassink (mijn betovergrootmoeder met knipmuts) en zijn vrouw Gezina Rekers en Lieske een Belgisch oorlogsvluchtelingetje uit Borgerhout. 

Oudste zoon Gerhard Niemeijer (mijn overgrootopa) met  Marie Rekers (mijn overgrootoma-opoe) ca. 1925 met hun dochters Maria Gesina (L) en Gesina Maria (mijn oma), de oudste van de twee (R).

)

Oudste zoon Gerhard Niemeier (mijn overgrootopa) met Marie Rekers (mijn overgrootoma) ca 1933

Klederdracht in Twente:  (bron ) De zondagse dracht of ook wel kistentuug genoemd werd gedragen naar de kerk, trouwerij, begrafenis of iets anders. De mannen droegen een zwart pak; daar zat weinig versiering op. Soms alleen een horloge met ketting. Verder droegen de mannen zwarte wollen kousen in wit geschuurde klompen, een zwarte pet op het hoofd en een stok in hun hand. Het handvat van de stok was meestal versierd met een kunstig vlecht werk van paardenhaar en ganzen pennen.

De vrouwen droegen zwarten rokken met daar onder nog veel onderrokken en met een degelijke witte katoenen lange onderrok. Echt Twents zijn de gekleurde jasjes. In de omgeving en andere plaatsen droegen ze zwart. Aan de voeten hebben ze net als de mannen zwarte kousen wit geschuurde klompen en een knip muts. Waaraan knipmutsbellen hingen van goud of zilver. Sieraden kregen ze meestal als geschenk op hun 18 jarige leeftijd of bij het trouwen.

Bij de Twentse klederdracht hoort een knipmuts met daaraan een paar mutsenbellen. De knipmutsen van de vrouwen zijn gemaakt van kant. Het patroon van de knipmuts vertelt veel over de situatie van de familie: hoe fijner het patroon hoe rijker de familie. Het vouwen van de knipmutsen is een tijdrovend karwei. Daardoor is zo een knipmuts behoorlijk duur. Daar komt bij dat de knipmuts absoluut niet tegen regen kan. Dus bij de eerste de beste regendruppels rennen de vrouwen naar binnen. De schort is een blokpatroon  gestreken en gevouwen. bron

     

Een knipmuts zoals Gesina die tijdens haar leven droeg. foto 2: een knipmuts uit Ootmarsum 

Mijn betovergrootmoeder Gesina is op 91 jarige leeftijd gestorven om 11 uur maandagochtend 3 januari 1927 in Ootmarsum, wijk A nr 106. Haar dood is  aangegeven door de een en dertig jarige Johannes Jansen sigarenmaker en Hermanus Johannes Weustink, drie en dertig jaar oud en metselaar. Net als bij haar geboorte was de lucht half bewolkt. Het regende zachtjes. Het vroor niet. De temperatuur was gemiddeld 4 °C.

Met name de dood is op het platteland altijd met vaste gebruiken omringd geweest. Buren hadden bij overlijden de plicht elkaars begrafenis te verzorgen. De naaste buur zorgde er voor dat de medeburen op de hoogte werden gesteld. En vaak zorgden de buren ook voor het afleggen van het lijk en het bestellen van de doodskist bij de timmerman . Ook bijkomende werkzaamheden zoals klokluiden, doodgraven en de eventuele verzorging van het vee werden door de buren geregeld.

Aan de uiterlijke tekenen van de rouw werd grote aandacht besteed. In de kamer waar de overledene stond opgebaard, werden beide vensters of luiken aan de buitenkant gesloten. Voor de andere ramen ging er één venster dicht. De klok in de kamer, waar de overledene was opgebaard, werd stilgezet. Hier komt het gezegde “Uut de tied raken” vandaan. De spiegels werden bedekt met een zwarte doek.

Woonde de overledene op een boerderij, dan werd de kist vanuit het voorhuis naar de deel gebracht. Daar werd door de timmerman het deksel van de kist verwijderd en kon iedereen afscheid nemen. Als de kist weer gesloten was, werd deze op een boerenwagen gezet, terwijl de familie, de buren en andere belangstellenden plaatsnamen in een tentwagen of op een brik. De met zwarte of donkerbruine paarden bespannen lijkwagen werd meestal gemend door twee buren. Stapvoets ging het daarna richting kerkhof, waar de dominee of pastoor een toespraak hield en voorging in gebed.

Na de begrafenis kwamen familie en buren weer bijeen in het sterfhuis voor het “doodmaal” of voor het eten van het groevenbrood (speciaal voor de begrafenis gebakken brood). Nog lang na de begrafenis werd de omgeving door het dragen van donkere rouwkleding aan het overlijden herinnerd. Voor een echtgenoot, ouders of kinderen duurde de rouw 1 jaar en 6 weken. Om een broer en zus rouwde men 9 maanden.

Al deze gebruiken en rituelen versterkten in hoge mate de toch al sterke band tussen de buurtgenoten. Het verdwijnen van veel van deze volksgebruiken heeft zich voltrokken tussen ruwweg 1950 en 1970. (bron)

Schets (potlood) van Gesina Wassink, door Meg Mercx okt. 2021

Een gedeelte van de achtergrondinformatie die ik in deze schets over mijn voormoeder Gesina Wassink gebruikt heb, komt uit de aantekeningen van de archiefonderzoeken van mijn peetoom Ben Meekes en zijn zoon, mijn neef Sjef Meekes. Mijn dank is groot !

 

Scroll naar boven